Kieswijzer (uitgebreid) Menu

 
Hieronder staan de gevonden moties. Druk op de titels om hun stemming te bekijken.
  • constaterende dat producten uit de betwiste Westelijke Sahara worden verkocht als «Made in Morocco», maar dat de NVWA nog niet handhaaft op etikettering van deze producten;
  • constaterende dat de NVWA wel handhaaft op etikettering van producten uit de betwiste Palestijnse gebieden;
  • verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden, en iedere vorm van rechtsongelijkheid wordt voorkomen,
  • constaterende dat de Europese Unie vorig jaar met Marokko overeengekomen is dat producten van oorsprong uit de betwiste Westelijke Sahara dezelfde handelspreferenties krijgen als die uit Marokko;
  • constaterende dat de regering in antwoord op eerdere Kamervragen heeft bevestigd dat in Nederland producten van oorsprong uit de betwiste Westelijke Sahara worden verkocht als Made in Morocco;
  • constaterende dat de NVWA niet handhaaft op etikettering van deze producten;
  • spreekt uit dat discriminatie niet is toegestaan en dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden;
  • verzoekt de regering, geen onderscheid te maken bij de etikettering van producten afkomstig uit gebieden die volgens de VN dezelfde status hebben,
  • overwegende dat het Europese Hof uitgesproken heeft dat producten afkomstig van Israëlische bedrijven op de Westelijke Jordaanoever, de Golan of in Oost-Jeruzalem als zodanig geëtiketteerd moeten worden;
  • overwegende dat deze uitspraak gebaseerd is op EU-verordening 1169/2011 die dergelijke etikettering verplicht stelt voor alle landen en gebieden;
  • overwegende de onrechtvaardigheid indien deze verplichting alleen ten aanzien van door Israël geldt en niet ten aanzien van andere landen die gebieden bezet houden, zoals bijvoorbeeld Turkije ten aanzien van de bezetting van Noord Cyprus of Marokko ten aanzien van de Westelijke Sahara;
  • verzoekt de regering, zich in EU-verband uit te spreken tegen ongelijke behandeling ten aanzien van Israel en er in EU-verband actief voor te pleiten dat dergelijke regelgeving alleen gaat gelden indien zij ook van toepassing is op alle andere bezette gebieden,
  • overwegende dat de motie-Ten Broeke/Van Bommel (23 432, nr. 424) aandrong op een consequent etiketteringsbeleid en de regering verzocht op EU-niveau te pleiten voor het eveneens opstellen van richtsnoeren voor producten afkomstig uit de door Marokko geannexeerde Westelijke Sahara;
  • overwegende dat EU-lidstaten hier desgevraagd niet toe bereid zijn gebleken, waarmee de etiketteringsrichtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken niet in gelijke gevallen op gelijke wijze wordt toegepast;
  • overwegende dat dit leidt tot een inconsequent etiketteringsbeleid, onvolledige consumentenvoorlichting en rechtsongelijkheid jegens Israëlische producenten;
  • verzoekt de regering, zich in EU-verband in te spannen voor intrekking van de betreffende richtlijn door de Europese Commissie,
  • constaterende dat de regering heeft verklaard voorstander te zijn van etikettering van producten uit bezette gebieden omdat consumenten hierdoor een bewustere keuze kunnen maken bij de aankoop van producten uit volgens het internationaal recht bezette of illegaal geannexeerde gebieden;
  • constaterende dat niet alleen Israël volgens de standaarden van het internationaal recht gebieden bezet, dan wel heeft geannexeerd, maar dat enkel voor etikettering van producten uit deze gebieden een interpretatieve mededeling is verschenen;
  • constaterende dat de sondering naar aanleiding van de motie-Ten Broeke c.s. inzake de herkomstaanduiding bezette gebieden heeft uitgewezen dat er geen draagvlak bestaat om te komen tot richtsnoeren voor álle producten uit álle gebieden die krachtens het internationaal recht bezet of illegaal geannexeerd zijn;
  • overwegende dat Europese consumenten niet alleen recht hebben op transparantie omtrent de herkomst van producten uit de door Israël bezette gebieden maar bovenal recht hebben op een etiketteringsbeleid dat consequent van aard is;
  • overwegende dat de regering tegemoet dient te komen aan de vragen van het bedrijfsleven inzake de herkomstaanduiding van producten uit de Westelijke Sahara;
  • verzoekt de regering, er in de Raad Buitenlandse Zaken voor te pleiten dat de Europese Commissie eveneens richtsnoeren opstelt voor producten afkomstig uit de door Marokko geannexeerde Westelijke Sahara,
  • overwegende dat Nederland de claims van Marokko over de Westelijke Sahara niet erkent;
  • van mening dat de visserij in het kader van het visserijakkoord niet in overeenstemming is met het internationaal recht indien niet expliciet aangetoond kan worden dat de exploitatie van de viswateren van de Westelijke Sahara door de EU middels een akkoord met Marokko, met instemming van en voor het profijt van de oorspronkelijke bevolking van de Westelijke Sahara plaatsvindt;
  • verzoekt de regering, in de Landbouw- en Visserijraad te bepleiten niet in te stemmen met het nieuwe protocol in het kader van het visserijakkoord indien niet expliciet aangetoond kan worden dat de exploitatie van de viswateren van de Westelijke Sahara door de EU, middels een akkoord met Marokko, met instemming van en voor het profijt van de oorspronkelijke bevolking van de Westelijke Sahara plaatsvindt,
  • constaterende, dat de democratiseringsbeweging in Marokko vraagt om volledige grondwettelijke burgerrechten, die nog niet zijn gerealiseerd;
  • constaterende, dat Marokko de Westelijke Sahara bezet houdt en daarom voor de Nederlandse en Europese wapenexportregels geldt als een conflictgebied;
  • constaterende, dat Marokko drie fregatten heeft besteld in Nederland;
  • van mening, dat Nederland meer steun moet geven aan de democratisering in Marokko;
  • tevens van mening, dat het onder de huidige omstandigheden ongepast is Marokko deze fregatten te leveren;
  • verzoekt de regering de levering van fregatten aan Marokko op te schorten,
  • constaterende, dat uit de evaluatie van het visserijakkoord met Marokko blijkt dat het akkoord de lokale bevolking niets oplevert en Europa meer geld kost dan het opbrengt;
  • constaterende, dat meer dan 100 VN-resoluties en het Internationaal Gerechtshof het recht op zelfbeschikking aan het Sahrawi volk toekennen en daardoor het recht op soevereiniteit over de natuurlijke rijkdommen van de Westelijke Sahara;
  • constaterende, dat het grootste deel van de Europese vloot desondanks vist in de wateren van de Westelijke Sahara, waarmee de soevereiniteit van dit volk wordt geschonden;
  • overwegende, dat andere Noord-Europese landen zoals Zweden, Denemarken, Frankrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk daarom al eerder tegen verlenging van het protocol stemden en dat Nederland hier een doorslaggevende stem heeft;
  • verzoekt de regering niet in te stemmen met het verlengen van het visserijprotocol tussen de EU en Marokko,